Niederländisch: pronomen üben
personalpronomen - possessivpronomen - reflexivpronomen

Vul het juiste voornaamwoord in (persoonlijk, bezittelijk, wederkerend)
Fülle das richtige Pronomen aus. Die Lösungen stehen unter der Übung.

1 Hast du deinen Eltern schon gesagt, dass du heute nicht kommst?
Heb …………  ………….. ouders al verteld dat ………… vandaag niet komt?

2 Habt ihr meine Bücher gesehen? Ich finde sie nicht mehr.
Hebben ………………. ………….. boeken gezien? ………….. kan ……………. niet meer vinden.

3 Ich habe meine Kleider gestern gewaschen.
……… heb ………… kleren gisteren gewassen.

4 Ich habe mich heute morgen gewaschen.
……….. heb ………… vanmorgen  gewassen.

5 habt ihr eure Hausafgaben schon gemacht?
Hebben ……………….. …………………….. huiswerk al gemaakt?

6 Aufstehen! Du hast dich verschlafen.
Opstaan! ……….. hebt ………. verslapen.

7 Sie hat mir eine Nachricht geschickt.
………. heeft ……….. een bericht gestuurd.

8 Haben Sie Ihren Pass dabei?
Heeft ………. ……….. paspoort bij ………….. ?

9 Unser Haus ist zu klein für uns. Unsere Kinder wollen umziehen.
…………… huis is te klein voor ………  . ……………. kinderen willen verhuizen.

​10 Er hat ihnen schon oft gesagt, dass das Geschenk nicht für si eist.
…….. heeft …………. al vaak gezegd dat het cadeau niet voor ……….. is.   

Created by Euregio Language services ​

Antwoorden / Lösungen:
1 Heb jij/je jouw/je ouders al verteld dat je vandaag niet komt?
2 Hebben jullie mijn boeken gezien? Ik kan ze niet meer vinden.
3 Ik heb mijn kleren gisteren gewassen.
4 Ik heb me vanmorgen gewassen.
5 Hebben jullie jullie/ huiswerk al gemaakt?
6 Opstaan! Je hebt je verslapen.
7 Zij/Ze heeft mij/me een bericht gestuurd.
8 Heeft u uw paspoort bij zich ?
9 Ons huis is te klein voor ons. Onze kinderen willen verhuizen.
10 Hij heeft hun al vaak gezegd dat het cadeau niet voor hen is.